Ga naar inhoud (Enter)

Nieuwe aanwinst: Meisjes Communicanten van Maurice Denis

Maurice Denis, ‘Meisjes communicanten’, 1898
Maurice Denis, ‘Meisjes communicanten’, 1898, MSK Gent

Se rappeler qu’un tableau, avant d’être un cheval de bataille, une femme nue ou une quelconque anecdote, est essentiellement une surface plane recouverte de couleurs en un certain ordre assemblées.

Maurice Denis, 1890 [1]

Het MSK kocht recent Meisjes communicanten (Les Communiantes) van Maurice Denis (1870-1943) aan. Het schilderij uit 1898 is karakteristiek voor de eerste, zogeheten Nabi-periode van de Franse kunstenaar en theoreticus. Voor de collectie betekent de verwerving een belangrijke aanvulling op Denis’ geïllustreerde boek Le Voyage d’Urien (1893) en prentenreeks Amour (1899) en, in een breder verband, op het ensemble Belgische symbolistische kunst in een internationale, in essentie Franse context.

Als jonge kunstenaar maakte Maurice Denis deel uit van de Parijse groep van de Nabis die Paul Sérusier (1864-1927) in 1888 oprichtte. Andere leden waren onder meer Pierre Bonnard (1867-1947), Paul Ranson (1861-1909), Félix Vallotton (1865-1925) en Edouard Vuillard (1868-1940). Door het Hebreeuwse woord ‘nabi’ te kiezen, gaven deze jonge kunstenaars aan zich te beschouwen als ‘profeten’ van nieuwe ideeën die een renaissance van het schilderen moesten inluiden.

De Nabis keerden zich tegen het positivisme en namen afstand van het impressionisme en het neo-impressionisme. Ze lieten zich daarentegen begeesteren door Paul Gauguin (1848-1903) die proclameerde dat een kunstwerk geen imitatie van de werkelijkheid meer mocht zijn, maar wel een plastisch equivalent. Hun ideaal was een vergeestelijkte kunst waarin elk waarneembaar object een teken moest zijn van een idee, het zichtbare een openbaring van het onzichtbare. De referenties waren talrijk en alle even inspirerend: tribale kunst, Japanse prenten, volkskunst, Trecento-schilderkunst, Gauguin uiteraard, maar ook Paul Cézanne (1839-1906), Pierre Puvis de Chavannes (1824-1898) en Odilon Redon (1840-1916). De Nabis streefden naar een uitgesproken vereenvoudiging: de emotionele kracht mocht immers niet in details verloren gaan. De eenheid op het doek bouwden ze niet op rond een centraal perspectief, maar lieten ze ontstaan uit een ordening van vlakke, decoratieve kleurpartijen. De optische harmonie ging dus uit van het schilderij zelf waarin lijn, kleur en textuur hun eigen wetten stelden. De traditionele hiërarchie werd op deze manier genegeerd: alle delen van het schilderij waren immers even belangrijk.

Algemeen beschouwd hebben de realisaties van de Nabis een intimistisch karakter. De jonge kunstenaars namen hun directe omgeving waar, op straat of binnenskamers. Ze lieten zich inspireren door de eigentijdse symbolistische literatuur, spiritualiteit en religie. Naast schilderijen realiseerden ze eveneens affiches, theaterdecors, boekillustraties, muurschilderingen, keramiek en glasramen.

Omdat in zijn werk de mystiek centraal stond, kreeg Maurice Denis binnen de kring van de Nabi-kunstenaars de bijnaam ‘Nabi aux belles icônes’. Zijn bewondering voor de 15de-eeuwse Italiaanse schilder Fra Angelico bepaalde de richting die hij zijn leven lang trouw zou blijven, met name de christelijk geïnspireerde kunst. Al op 16-jarige leeftijd noteerde Denis in zijn dagboek dat schilderkunst in wezen religieus en christelijk is. Bijbelse en liturgische taferelen domineren zijn omvangrijk oeuvre dat bestaat uit schilderijen, muurschilderingen, grafiek en boekillustraties. Ook zijn intieme familieportretten en huiselijke taferelen ademen een religieuze sfeer uit, zelfs als er geen directe verwijzing naar de katholieke godsdienst in gelegd is. Zelf legde de kunstenaar zijn artistieke ideeën en kunsthistorische beschouwingen vast in tal van artikels waarvan een aantal gebundeld verscheen onder de titel Théories. 1890-1910. Du Symbolisme et de Gauguin vers un nouvel ordre classique (1912) en Nouvelles Théories. Sur l’art moderne, sur l’art sacré. 1914-1921 (1922).

In Meisjes communicanten brengt Maurice Denis een vormselviering in beeld die zich afspeelt in de parochiekerk Saint-Germain in Saint-Germain-en-Laye, een buitenstad van Parijs, waar de kunstenaar zijn leven lang woonde en werkte. Het tafereel baadt in een algehele sfeer van bezinning en ingetogenheid. De meisjes, onder het oog van een zuster van de Dochters van Liefde, herkenbaar aan de typische wijde kap, zijn als zwevende figuurtjes, schematisch uitgewerkt en verwant aan de figures d’âme, zoals de kunstenaar ze zelf omschreef, of frêle, onbeweeglijke vrouwenfiguurtjes die in verband te brengen zijn met de typische beeldtaal eigen aan de toneelstukken van Maurice Maeterlinck (1862-1949) die Denis tijdens de jaren 1890-1900 veelvuldig op doek verwerkte. Het zachte, harmonieuze kleurenpalet, samengesteld uit tinten van blauw, groen, geel en roze, benadrukt de verbondenheid tussen de communicanten tijdens het nemen van een volgende stap in hun geloofsleven. Het schilderij werd in 1904 aangekocht door Arthur Fontaine (1860-1931), Frans verzamelaar en vriend van Denis, Edouard Vuillard en andere symbolisten zoals Eugène Carrière (1849-1906) en Odilon Redon. Tot vandaag bleef het in het bezit van zijn directe nazaten.

De verwerving van Meisjes communicanten betekent een belangrijke aanvulling op de museumcollectie. Enerzijds is het schilderij een betekenisvolle toevoeging aan het bestaande Denis-ensemble, anderzijds sluit het werk omwille van zijn religieuze, intimistische karakter aan bij realisaties van Belgische tijdgenoten zoals Charles Doudelet (1861-1938), George Minne (1866-1941) en Gustave Van de Woestyne (1881-1947). De aanwinst voegt echter ook een historisch waardevol werk toe in breder verband, met name de culturele kruisbestuiving tussen België en Frankrijk tijdens de 19de en de eerste decennia van de 20ste eeuw. Deze wisselwerking loopt immers als een constante doorheen de collectie- en tentoonstellingsgeschiedenis van het MSK. In deze Frans-Belgische artistieke dialoog nam Maurice Denis zijn leven lang een prominente plaats in. België was voor de kunstenaar een land waar hij tal van vrienden had, opdrachten kreeg, zijn werk frequent tentoonstelde en verkocht, graag naar toe reisde – naar Brussel, Brugge, Antwerpen en ook Gent –, en zijn theoriën en overtuigingen kon brengen in tijdschriften en op conferenties. Of, zoals Denis zijn aanwezigheid én weerklank in België zelf verwoordde: On y était reçu par de charmants amis de l’Art français qui s’appelaient Edm[ond] Picard, Octave Maus, Devillez, Carton de Wiart, Fierens-Gevaert. […] C’était une véritable renaissance du lyrisme, du sentiment religieux et de l’art idéaliste ! Nous étions fier d’y être mêlé.[2]

[1] Bedenk dat een schilderij, voordat het een krijgspaard, een vrouwelijk naakt of enig ander verhaal wordt, in de eerste plaats een plat vlak is, bedekt met kleuren in een bepaalde, samengestelde orde. (DENIS, Maurice, Définition du néo-traditionnisme, in Théories. 1890-1910. Du Symbolisme et de Gauguin vers un nouvel ordre classique, Parijs, 1912 (ed. 1920), p. 1.)

[2] We werden er ontvangen door innemende vrienden van de Franse kunst genaamd Edm[ond] Picard, Octave Maus, Devillez, Carton de Wiart, Fierens-Gevaert. [...] Het was een echte herleving van lyriek, van religieuze gevoelens en van idealistische kunst! Ik was trots er deel van uit te maken. (DENIS, Maurice, Appel pour les Musées et les Richesses d’Art de la France et de la Belgique envahies, in Cahiers de l’Amitié de France et de Flandre. Brochure 2, Brussel-Parijs-Rijsel, 15 november 1918, p. 31.)